De Das (meles meles)

 

De das behoort tot de marterachtigen en is het grootste voorkomende landroofdier in Nederland.

 

Dassen hebben een grote brede kop en een zwaargebouwd lijf, de poten zijn kort met vijf lange stevige nagels. Met deze poten en vooral de nagels kan hij goed graven. De staart van de das is kort, dik en langharig. Zij hebben een zwart witte vacht en aan de onderzijde is deze geelwit. De kop heeft 2 brede witte strepen, die lopen vanaf het achterhoofd over de oren en ogen en eindigen in een punt bij de mondhoeken. Zijn staart is wit en onder de staart zitten de geurklieren. Mannetjes zijn beren en vrouwtjes zeugen.

 

 

 

Geluid

 

De das is een zeer stil dier, toch kan hij veel verschillende geluiden maken. In opwinding maakt de das mekkerende, tokkende, snuivende en grommende geluiden. Bij de jongen maakt de das piepende en kirrende geluiden. Bij bedreiging is een diep, zwaar gebrom te horen en bij angst, gevechten en hevige pijn schreeuwt hij hard.

 

Leefgebied en verspreiding

 

De das komt in bijna geheel Europa en de gematigde zones van Azië, tot in China en Japan voor. In Nederland komt de das vooral voor op de hogere gronden in het oosten, zuiden en midden van het land. De das ontbreekt in Noord-Holland (behalve het Gooi), Zuid-Holland en Zeeland. De meeste dassen komen voor op de Veluwe, in oostelijk Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Rond 1900 leefden er naar schatting 12.000 dassen in Nederland, maar dat aantal was in 1960 gedaald tot ongeveer 1200, voornamelijk door vervolging. Sinds het beschermingsplan voor de das groeit de Nederlandse populatie weer. Er zijn nu naar schatting weer 5.000-6.000 dassen. Momenteel is de grootste bedreiging de sterfte door verkeer of verdrinking in beschoeide kanalen. In Zuid-Limburg was tot 1960 dassenvlees en potjes dassenvet nog op straat te koop, omdat er werd gedacht dat dassenvet een geneeskrachtige werking heeft op allerlei mijnwerkerskwalen.

De das leeft in allerlei soorten biotopen, met een voorkeur voor kleinschalig akker- en weidelandschap met verspreide bosjes, heggen en houtwallen. Maar ook andere open terreinen, zoals vochtige heiden en rivierdalen zijn geschikte gebieden. Zelfs in afgravingen, oude ertsmijnen, op kliffen en onder gebouwen wordt de das soms aangetroffen. Het leefgebied van de das moet voldoen aan voldoende dekking, weinig verstoring, een groot voedselaanbod en een bodem waarin ze goed kunnen graven, met een grondwaterstand van tenminste 1,5 m onder het maaiveld.

Rechts van mij hoor ik iets ritselen en als ik kijk loopt daar een das. Het is 8:00 uur zondagmorgen 5 juli 2015, al vanaf oktober 2011 loop ik vrijwel elke zondag door het bos en dit is de eerste keer dat ik de das tegenkom. Het is wel duidelijk dat hij mij niet in de gaten heeft, want hij blijft rustig door zoeken naar voedsel. Maar als hij mij dan ziet is hij ook weer snel verdwenen. Alleen de witte strepen zijn nu goed te zien, maar op de volgende foto's is hij duidelijker te zien.